BLOGGER TEMPLATES - TWITTER BACKGROUNDS »

donderdag 3 november 2011

Academia

Het volgende artikel werd gepubliceerd in 'Profiel' (november 2011), het blaadje van mijn studentenvereniging NSA (Navigators Studentenvereniging Amsterdam), in de serie 'Academia - relevante inzichten uit de collegebanken'.


Afgelopen jaar kreeg ik een gastcollege van UvA-antropoloog Francio Guadeloupe, een op de Antillen geboren man met lange dunne dreadlocks die zijn presentatie begon met het tonen van de videoclip ‘Nah missing me’ van Caribische band Krosfyah. Hij gebruikte deze vrolijke introductie om te vertellen over zijn herinneringen aan het dansen op de Antillen, en vertelde dat ook in de beoefening van antropologie iedereen ‘zijn eigen manier moet vinden om te dansen’. Het college ging over ‘vergeten’ antropologen, zwarte antropologen in de eerste periode van de antropologie die niet in de standaard historische overzichten zijn terug te vinden.

Ik wil graag voortbouwen op het artikel van Dirk-Jan Mudde een jaar geleden over geloof en wetenschap, waarin hij uitlegde dat geloof en wetenschap elkaar niet hoeven uit te sluiten. Dit wil ik oppakken door te kijken naar de praktijk van geloven en onderzoeken – hoe kan ik als onderzoeker academisch bezig zijn op een manier die mijn geloof geen geweld aandoet? In zijn boek ‘onderzoekers en gelovigen’ schrijft antropoloog Tennekes, “nog steeds buigen gelovige onderzoekers te gemakkelijk onder een methodologisch juk dat door ongelovigen is ontworpen”, een ‘zelfcensuur’ die hij ‘methodologisch agnosticisme’ noemt. Tennekes pleit niet voor het beoefenen van crappy wetenschap als excuus om geloofsartikelen weer op de kaart te zetten, maar “een gelovige onderzoeker die zijn eigen geloof niet systematisch buiten beschouwing laat, maar verdisconteert in de onderzoeksvragen die hij stelt en in de wijze waarop hij zijn empirische gegevens verzamelt.” Dit idee spreekt mij aan, en vergelijkbare principes herken ik ook bij de Afro-Amerikaanse filosoof Cornel West, wanneer hij schrijft: “My efforts to understand myself are inseperable from understanding what it means to be human, modern, American, black, male, and straight in global and local contexts.” West gebruikt zijn Afro-muzikale vocabulaire om zijn eigen academische identiteit te beschrijven: “I am first and foremost a blues man in the world of ideas – a jazz man in the life of the mind”. We zagen al dat Guadeloupe de kennis vanuit zijn achtergrond gebruikt in het aanwijzen van blinde vlekken in de geschiedschrijving over antropologie. Met Tennekes denk ik dat deze principes ook bruikbaar zijn voor de gelovige onderzoeker: een plek kunnen geven aan geloofsoriëntaties in het ontwerpen en uitvoeren van een onderzoek. Dit verhaal is misschien bruikbaarder voor een antropoloog of psycholoog dan voor een econometrist of accountant, maar kan al toegepast worden in het niet laten reduceren van data tot enkel biologische of culturele factoren. We kunnen in de wetenschap originele alternatieven zoeken voor het systematisch buiten beschouwing laten van eigen geloof en afkomst.

'gifbeker'-essays

De volgende twee essays heb ik geschreven voor het vak 'Liever de gifbeker / Academische vorming' op de Universiteit van Utrecht eind 2009, waar ik toen een aantal keer heb meegedaan zonder ervoor te zijn ingeschreven. Het eerste (hier enigzins verkorte) essay moest ingaan op enerzijds het rationele en analytische bewustzijn, en anderszijds het sensitieve en intuitieve bewustzijn. Het tweede (hier enigzens verbeterde) essay moest gaan over de manier waarop je je orienteert op fundamentele levensvragen en thema's.


1. Doen wij ertoe?
(22-11-2009)

Ik hoorde laatst het verhaal van een oude Nederlandse man die meerdere malen Albanië heeft bezocht, en daar een gebergte introk wat in het Albanees door de lokale bewoners ‘het vervloekte gebergte’ wordt genoemd. Het is een onherbergzaam gebied geteisterd door armoede en bloedwraak, waar oorspronkelijk 3000 mensen woonden. Nu wonen er door migratie naar de steden minder dan 200 mensen. De oude man in kwestie ging onder begeleiding van een gids het gebied in, en sloeg daar paaltjes in de grond waaraan bordjes zaten met daarop ‘het gezegende gebergte’ in het Albanees geschreven. Ook had hij een eigen dichtbundel vertaald naar het Albanees en gepubliceerd, en liet hij borden maken met daarop fragmenten van deze gedichten. Toen hij een half jaar later opnieuw het gebied bezocht, hadden lokale bewoners een deel van de bordjes getolen en op hun eigen huizen getimmerd.

Als mens kunnen wij naar een situatie kijken op een rationele en analyserende manier, en op een intuïtieve en sensitieve manier. Een natuurwetenschapper zou misschien een zoogdier zien aan het eind van zijn korte leven, die een klein voorwerp plaatst op oeroude gesteenten in een dunbevolkt gebied, op een planeetje aan de rand van een onbelangrijk melkwegstelsel in het reusachtige universum. Maar in de ogen (of beter: de harten) van de lokale bewoners was het een bemoedigende gebeurtenis waar ze aan wilden deelnemen, namelijk door het zich toe-eigenen van de bordjes.

Doet het leven van een klein mensje zoals ik ertoe, zelfs als ik tijdens mijn leven iets positiefs in elkaar probeer te timmeren? De gedachte aan enkel het antwoord vanuit een enkel natuurwetenschappelijke theorie beangstigt mij. Maar tegelijkertijd denk ik dan aan de woorden van Elrond in Tolkien’s boek ‘In de ban van de ring’ wanneer de kleine hobbit Frodo een overweldigende verantwoordelijkheid op zich neemt: “Dit is het uur van de Gouw-lieden, waarin zij opstaan uit hun vredige velden om de torens en vergaderingen van de groten op hun grondvesten te doen schudden. Wie van de wijzen had dit kunnen voorzien?” Ik meen iets vergelijkbaars te horen in een vers van Tiruvalluvar, de beroemde Tamil-dichter uit het klassieke tijdperk van Zuid-India: “It is a compassion, the most gracious of virtues, which moves the world.” Het intuïtieve bewustzijn ziet blijkbaar krachten in de wereld die uit onverwachte hoek komen voor degenen die op een analyserende manier kijken.


2.
(29-10-2011)

Langs de westkust van India strekt zich een heuvelrug uit genaamd ‘the western ghats’. Tijdens mijn reizen ben ik er meerdere malen doorheen gekomen. Op verschillende punten zien de heuvels er zeer anders uit. Aan het noorden van de westkust lopen de western ghats tussen de kuststad Mumbai en het inlandse Pune (waar ik verbleef). Hier hebben de heuvels puntige rotsen die uitsteken boven de diepe en smalle dalen die het landschap doorklieven. Opvallend is ‘Duke’s nose’, een heuvel die eruitziet als het hoofd van een liggende man met een omhoogstekende formidabele neus.

In het zuidelijkste puntje van India eindigen de western ghats in een door heuvels omgeven groene vallei vol bloemen en planten, waar een Indiase benedictijner monnik woont die zonder kosten medische hulp aanbiedt en gastvrijheid betoont aan allen die aankloppen.

Tijdens een lange treinreis van het zuiden naar het noorden reed ik door lagere heuvels aan de rand van de whestern ghats. Toen ik op een gegeven moment uit het raam keek, zag ik in de schemering een vrouw zitten ver weg op een heuvel. Dit beeld hield me nog een tijd bezig. Was ze ver weg van haar dorp aan het mediteren, of is ze op de heuvel gaat zitten om ergens over na te denken, of misschien zelfs om iets te ontvluchten? Ik zal het nooit weten.

Misschien is mijn geloof als deze heuvelrug: het strekt zich uit door verschillende gebieden en neemt verschillende vormen aan. Het ene moment voel ik me er thuis, het andere moment kom ik iets tegen wat me bij blijft maar wat ik nooit zal begrijpen. Ik heb geleerd zowel westerse en oosterse uitingen en symbolen te waarderen, en hoop dat nog veel meer te zullen doen. Ik heb met een diverse verzameling mensen ontmoetingen gehad waarbij het ons geloof was wat ons samen bracht, van een Nederlandse schekundepromovendus in een restaurant in Utrecht tot een eenvoudige Indische familie met 4 kinderen in een sloppenwijkje van Pune, wiens huisje niet veel groter is dan mijn studentenkamertje. Ook heb ik kunnen genieten van elementen uit verschillende kerkelijke tradities, van de evangelische enthousiaste moderne muziek tot de stilte en de liturgie van de katholieken. Maar door dit alles loopt de rode draad van de centrale rol van Jezus Christus in mijn geloof.

Het beeld van een stevig in elkaar gemetselde kathedraal kan ik hierover echter niet gebruiken. Ik mag me dan wel thuis voelen in mijn christen-zijn, er valt wel eens een raam uit de kozijnen of het lichtknopje doet het niet. Ik ben nog wels eens verdwaald in mijn eigen huis. Maar ik ervaar ook steeds weer dat waarover Frère Roger van Taizé zei: “Sommige mensen hebben de verassende ontdekking gedaan: liefde voor God kan ook ontluiken in een ziel die door twijfels wordt geplaagd.” Op mijn levensreis blijf ik geraakt worden door Jezus, en daarmee staat mijn geloof.

zaterdag 22 oktober 2011

testbericht

Foto gemaakt in Amsterdam de Bijlmer - Zuidoost: